Er staat een rem op ruisen
De Ingetogen zee vertraagt
Steevast in de onderstroom
Dieper en stiller
Tot de slaap bezit neemt
Van beweging en geluid
De nacht is in
Ik ben uit
Er staat een rem op ruisen
De Ingetogen zee vertraagt
Steevast in de onderstroom
Dieper en stiller
Tot de slaap bezit neemt
Van beweging en geluid
De nacht is in
Ik ben uit
Een onverwachte vreugde
Vleide zich naast mij neer
Stralende warmte
Waaraan ik mij koester
Een nieuw gevoel voor ons beide
We waren al verbonden
Wie heeft wie gevonden
De afstand geslecht die ons scheidde
Kom terug
En verdicht mij
Verlicht mij met woorden
Thuis komen
Geef mij zinnen die beminnen
Woorden waarmee ik bouwen kan
Aan ijle overdag dromen
Luchtig in gedachten
Vluchtig voor de avond valt
En het weer uitvliegt
Ik bevind mij in superpositie
Tegelijk hier én daar
Ik heb mijn bril afgezet
Het maakt me lichter
En ik zie dan beter dichterbij
Flessenpost
Naar
een verre kust
Waar
liefde landt
Daar
zal het aardenOntkiem me
Berg mijn levenslust
Het licht op het water
Breekt in losse flarden
Uit een
Ze beuken tegen de kant
Onpeilbare donkerte
Vertraagt mijn blik
Ik slik en huiver
Keer mij om
Kom, we gaan wat drinken en praten
Luisteren naar wat zoal boven komt drijven
We proosten op diepte, en de waan van het bestaan.
Om uitbundig te blijven en in stilte te gaan
IJsbloemen doemen op het glas
Uit het niets betover lijnen
Wat eerst vloeibaar was
Bottend vanuit een hart
Bevroren kristallen symmetrie
Wat ik dacht is wat ik zie
Druppelend stuivend zwevend
druipend golft het door mijn lijf
Zodat ik samenhangend blijf
Een geheel en levend
Laatst sprak een
steen mij aan
Een grote zwerfkei
Hij lag daar zwaar
en slaakte een zucht
Een windvlaag raakte mij
Hij verhaalde over
zijn dwalen en zwerven
Ik zag de diepe kerven
aan zijn ruwe oppervlak.
Hij liet zich gewillig leiden door krachten in de natuur
Eerder, lang geleden, in een ver vergeten uur.
Ik vertelde over deze mensentijd
Over hoop, geloof en liefde
haat, jaloezie en nijd
Opgelucht met onze dialoog leek het kort
alsof hij licht bewoog
Ook hij was ontstaan uit binnenvuur
Uit warme passie van de natuur
Oud, koud maar vol verlangen
Sprak hij zacht
Over een Oost-West verbindende kracht
Een samentrillend leven
Zoals vuurstenen vonken geven
Zo vormen harten
Cirkelend in elkaar
Jou en mij werkelijk en waar
Leven op het scherpst van de snede
Tijd splijt in facetten
Het jaar heeft de dagen bijna ingeslikt
Goed opletten
Voor je het weet ben je uitgetikt
Winter kwam met brede slagen
Ze werpt een koud en ragfijn kleed
Daaronder, in de kiem wordt al gesmeed
Voor latere, nieuwe dagen
***
Het is er warm en onaards licht
Veilig diep verborgen
Geen kennis nog van morgen
Tijdloos zonder gewicht
***
Later zal de zon ontsluiten
De kiem wordt uitgelicht
Binnen wordt weer buiten
Met even grote slagen
Als in het begin van dit gedicht
Ze riepen je naam
Galmend tussen witte muren
Echoënd in magneten
Onbreekbaar ijle liefde
Vult de tussen ruimte
Tere handen houden los
Je spaart woorden in broze huid
Kijkt en luistert
Luistert niet naar ons
Gevoelens zie je niet
Je hoort ze evenmin
Liefde in het begin
Of, later het verdriet
Had ik maar ’n oog
Dat door sluiers kijken kon
Hoe vriendschap begon
Of, hoe woede bewoog
Een stil en voelend weten
Meer dan dat ik zie
Alles is energie
Een oer krachtketen
Ze trekt en verbindt
Boven onder, overal
Stroomt ze, zoekt en vindt
Avondschemer sluimert over het gras
In de bomen zullen sterren komen
Ook de maan zal ergens moeten zijn
Deze dag als alle andere
Zocht ik je hand
Ruw eelt en dikke lijnen als touwen
Mijn hand in de jouwe
Geborgen
Omvat je mijn gezicht
Kom, geef mij de nacht
Ik droom waaruit ik werd gehouwen
En keer alles nogmaals om
Ik zal mij verbonden weten
Met de schoot van alle vrouwen
In de verte wordt het al weer licht
Lentelicht
Golven kracht
Maken iets van niets
Herfstlicht
Groen geel rood
Wattig licht
verwachtte dood
Boven een golvend geploegde akker
Keren vogels
Terug en later weer om
Ook het punt waarop mijn dromen keren
En ik weer op aarde kom
Alsof een golf het strand kust
Alles keert door licht
Beweegt en
Rust.