Overal waar we landen
Zijn Banden van liefde
Vouwbaar
Totdat het past
Jou met mij
Hier met daar
Allen die ik Lief
Vanuit het feestbezinksel
Neem ik de touwladder
Van de slaap
Tree na tree de stilte inDan het schel luiden van de bel
Ik weet het
Maar
Als het kan
Roep dan zacht mijn naam
Opdat zij niet schrikken
Allen die ik lief
Zo lief heb gehad…..
Open mij
Je volle liefde
In vleugels die omhelzen
Ik voel de witte stof
Teken de baleinenMijn adem stokt
Jij!
Open mij
Dan zal ik zelf sluiten
En laat ik leven vieren
Binnenin en buiten
Waar liefde landt
Flessenpost
Naar
een verre kust
Waar
liefde landt
Daar
zal het aardenOntkiem me
Berg mijn levenslust
Tanka
De tuin schitterde
Van slijm en naakte passie
Parende slakken
Aftasten en aanvoelen
Trage liefde houdt het langst
************************************
Naar aanleiding van de limericks
“Kieren dichten ” en “Gladjes” van Harrij Smit op zijn blog ” gedacht & gedicht”
Ik dacht terug aan verleden zomer. Ik was toen getuige van het fascinerende schouwspel van parende slakken. Geen bier meer in mijn tuintje. Of juist wel?
Zwerfkei
Laatst sprak een
steen mij aan
Een grote zwerfkei
Hij lag daar zwaar
en slaakte een zucht
Een windvlaag raakte mij
Hij verhaalde over
zijn dwalen en zwerven
Ik zag de diepe kerven
aan zijn ruwe oppervlak.
Hij liet zich gewillig leiden door krachten in de natuur
Eerder, lang geleden, in een ver vergeten uur.
Ik vertelde over deze mensentijd
Over hoop, geloof en liefde
haat, jaloezie en nijd
Opgelucht met onze dialoog leek het kort
alsof hij licht bewoog
Ook hij was ontstaan uit binnenvuur
Uit warme passie van de natuur
Oud, koud maar vol verlangen
Sprak hij zacht
Over een Oost-West verbindende kracht
Een samentrillend leven
Zoals vuurstenen vonken geven
Zo vormen harten
Cirkelend in elkaar
Jou en mij werkelijk en waar
Limerick (van ver voor #metoo)
Een deftige dame uit Strijen
Wilde wel weer eens vrijen
Dus nam ze de bus
Chauffeur kreeg een kus
Ze leerde hem later ook breien
Breekbaar
Ze riepen je naam
Galmend tussen witte muren
Echoënd in magneten
Onbreekbaar ijle liefde
Vult de tussen ruimte
Tere handen houden los
Je spaart woorden in broze huid
Kijkt en luistert
Luistert niet naar ons
Vroege Sneeuw
Het wiegje bleef leeg
Zou zich vullen met gedachten
Aan een onvoltooid voorbij verwachten
Mijn moeder baarde
Huilde en zweeg
Ik stond buiten en staarde
Naar vroege sneeuw op zwarte aarde
Dikke lijnen als touwen
Avondschemer sluimert over het gras
In de bomen zullen sterren komen
Ook de maan zal ergens moeten zijn
Deze dag als alle andere
Zocht ik je hand
Ruw eelt en dikke lijnen als touwen
Mijn hand in de jouwe
Geborgen
Omvat je mijn gezicht
Kom, geef mij de nacht
Ik droom waaruit ik werd gehouwen
En keer alles nogmaals om
Ik zal mij verbonden weten
Met de schoot van alle vrouwen
In de verte wordt het al weer licht
Op de fiets
Op de fiets heb ik last van dichten
Waar ik kijk hoe hard ik ook fiets
Overal verschijnt wel iets
Volzinnen of vergezichten
Een meeuw krast mij zijn honger toe
Bomen ruisen over het zicht
Stromend water druppel gedicht
De zwerfkei zucht zwaar en moe
Het kan zomaar gebeuren dat voorbijgangers mijn vers kleuren
Een bijna contact een vluchtig kijken
Kan mijn gedicht enorm verrijken
Alles fietst aan mij voorbij
Ik neem het waar
Het maakt me blij
Perron
Zoals jij daar staat op dat perron
Gebogen en alleen
Je kijkt omhoog, volgt je gedachten
Je stuurt ze ergens heen
Er hangt droefheid in de lucht
Een vochtig zwaar gemis
Tussen alle treingeluiden
Voel ik dat er zij niet meer is
Dan maar reizen en bewegen
Overal en nergens heen
Je komt haar toch wel tegen
Een vluchtige geur
Gebaar of woord
Een glimlach die je kort bekoort
De stem die jou ooit troostte
Heb je al lang niet meer gehoord
Dus blijf je reizen
Eeuwig zoeken
Naar iets wat het bijna raakt
En je dan, in het voorbijgaan,
Intens gelukkig maakt