De nagloed van je woorden
Branden in mijn huid
Ons verstikkend zwijgen
Ik adem in
Jou laat ik uit.
Opdiepen
Het licht op het water
Breekt in losse flarden
Uit een
Ze beuken tegen de kant
Onpeilbare donkerte
Vertraagt mijn blik
Ik slik en huiver
Keer mij om
Kom, we gaan wat drinken en praten
Luisteren naar wat zoal boven komt drijven
We proosten op diepte, en de waan van het bestaan.
Om uitbundig te blijven en in stilte te gaan
Limerick (van ver voor #metoo)
Een deftige dame uit Strijen
Wilde wel weer eens vrijen
Dus nam ze de bus
Chauffeur kreeg een kus
Ze leerde hem later ook breien
Vroege Sneeuw
Het wiegje bleef leeg
Zou zich vullen met gedachten
Aan een onvoltooid voorbij verwachten
Mijn moeder baarde
Huilde en zweeg
Ik stond buiten en staarde
Naar vroege sneeuw op zwarte aarde
Intuïtie
Muren van intolerante
Blaaskakerige dikke huiden
Ver weg
Buiten hun beperkte zicht
Ligt het Aanvoelend Weten
Niet om te graaien
Maar om voorzichtig te worden uitgelicht
Perron
Zoals jij daar staat op dat perron
Gebogen en alleen
Je kijkt omhoog, volgt je gedachten
Je stuurt ze ergens heen
Er hangt droefheid in de lucht
Een vochtig zwaar gemis
Tussen alle treingeluiden
Voel ik dat er zij niet meer is
Dan maar reizen en bewegen
Overal en nergens heen
Je komt haar toch wel tegen
Een vluchtige geur
Gebaar of woord
Een glimlach die je kort bekoort
De stem die jou ooit troostte
Heb je al lang niet meer gehoord
Dus blijf je reizen
Eeuwig zoeken
Naar iets wat het bijna raakt
En je dan, in het voorbijgaan,
Intens gelukkig maakt
Jij en ik
Alle hoop voor onze helden
Die zwarte honden leren weerstaan
Die donkere hele dagen
Door zware tijden gaan
Alle kracht voor deze dragers
Van raadselachtig somber gewicht
Het enige wat ze vragen
Is dat er wordt bij gelicht
Alle liefde voor hen die zoeken
Naar wat heel normaal schijnt
Maar steeds als het dichtbij komt
Lijkt dat het verdwijnt
Rustig vrijuit kunnen leven
Is soms een hels karwei
Maar samen gaan we het redden
Jij en ik zijn wij